De zeelt behoort tot de karperachtigen en lijkt daar ook erg op, grote verschil is
dat hij nauwelijks baarddraden heeft, kleine schubben en de achterste vin een
geheel is. De zeelt heeft een mooie gouden glans. De paaitijd is van juni tot augustus.
De zeelt leeft op de bodem en kan goed tegen weinig zuurstof, dus vervuild water is
voor hem niet erg. Hij is wel erg schuw en houdt zich veel verscholen tussen
waterplanten. De zeelt houdt van stil water, maar is ook veel te vinden in
oudere rustige rivieren. Wil je zeelt vangen zoek dan ook een rustige plek op,
geen spelende kinderen of zwemmende honden in de buurt.
Zelf vis ik met een winkle-picker, een werplood met voerkorf gevuld met brasem
lokvoer en maden aan een niet te grote haak, 16 honderdste onderlijn
en afwachten maar. Het is een goede vechter als je hem gehaakt hebt en zal
proberen de planten in te vluchten, dus goed drillen en je slip iets loslaten.
Je kunt natuurlijk ook aas als wormen, maïs, boillies en kaas proberen, die doen
het vaak ook goed. Zeelt vang je het beste van april tot september op niet te
zonnige dagen. Hij kan tot zo’n 70 cm groot worden en ook opvallend zijn
de oranje gekleurde ogen.